Sensei Kazuhiro Sawada

sawada

INSTRUCTEUR J.K.A. BELGIUM – 7° Dan J.K.A.

U bent geboren in Hokkaido, het meest noordelijke eiland van Japan. Hoe was het om
als kind daar te wonen?
Ik woonde in een klein dorp. Er waren geen treinen. Er was enkel een bus en die reed maar
drie keer per dag. Het dorp bevindt zich op het platteland tussen de Japanse Zee en de bergen.
Slechts een drie- of viertal weken per jaar konden we op het strand spelen of zwemmen in
de zee. De winters waren heel streng en duurden van november tot april. We zwommen en
doken zonder zuurstofflessen om abalone schelpen (soort zeeslak) te zoeken. We verkochten
die dan aan sushi restaurants in de regio. Zo verdienden we wat zakgeld. We speelden op de
rotsstranden (er was geen zandstrand) en in de winter trokken we naar de bergen om te skiën
of in de sneeuw te wandelen. Misschien dat we daardoor zo’n sterke heupen en benen kregen.

U begon met karate als tiener toen u nog op school zat. Van wie kreeg u toen les?
Mijn oudere broer studeerde in Tokyo en deed er aan Goju-Ryu aan de universiteit. Toen hij
terug thuis kwam, toonde hij me hoe ik een tsuki moest geven…  In die tijd deed een neef van
me al aan karate op school (hij was een bruine gordel). Beiden hadden een grote invloed op
mij. Mijn leraar was Mr. Ibata Joko, die gestudeerd had aan de Taisho Universiteit. Hij leidde een zeer betekenisvol leven. Net zoals zijn vader, was hij een monnik die in een tempel leefde.
Terzelfdertijd gaf hij les in de secondaire scholen in mijn regio en zo leerde ik hem kennen.
Als je me vraagt hoe ik met karate ben begonnen, kijk ik terug en realiseer ik me dat we
allemaal starten op een bepaald punt, dat “uniek” is en dat we dan een bepaalde richting
volgen tot het “nu”. Voor mij was dit steeds zeer betekenisvol.
Ibata Sensei was ook de kapitein van het Universitaire karateteam. In die tijd,begon Iida
Sensei pas les te geven aan de Taisho Universiteit. Alles wat toen gebeurde was als een eerste
stap in een cyclus. Er was een zekere continuïteit omdat  Ibata Sensei dezelfde leeftijd had en
in dezelfde klas studeerde als Miyazaki Sensei. Als ik er vandaag aan terugdenk, vind ik dit
zeer betekenisvol en interessant…Ibata, Iida, Miyazaki, Sawada…

senseis

Kunt u ons wat meer vertellen over de trainingen toen?
In het begin was het niet eenvoudig. Ik vertelde al eerder dat er maar drie bussen per dag
reden. Soms trainde ik tot laat, miste ik de laatste bus en diende ik de vier kilometer vanaf het station tot thuis te voet af te leggen. In de zomer was dat geen probleem, maar in de winter, met de sneeuw, de koude, was het soms moeilijk.
De trainingen zelf waren niet zo moeilijk. Karate was een van de vele sporten waaruit we
konden kiezen. We trainden drie keer per week. Karate op de universiteit was een heel andere
zaak.

Kunt u ons wat vertellen over uw ervaringen op de universiteit en wat u daar studeerde?
Ik studeerde Amerikaanse literatuur, maar eigenlijk deed ik vooral aan karate. Ik was niet zo’n goede student.
De Taisho Universiteit staat gekend om zijn studies over het Boedisme. De meeste mensen
die later het hoofd van een tempel wilden worden, studeerden daar. Om het Boedisme te leren, moet je Kanji kennen en dat is zeer moeilijk. Het westerse alfabet met maar 26 letters is veel makkelijker voor mij. Toen kwam de gedachte om naar het buitenland te gaan nog niet bij me op. Ik weet niet waarom ik toen koos voor Amerikaanse literatuur want in die tijd bood het niet veel mogelijkheden op de arbeidsmarkt, maar ik hield wel van talenstudies. Ik was geen goede student, maar wat ik toen leerde kwam me later wel van pas.

Toen u trainde op de Taisho Universiteit, trainde u onder de wereldberoemde Sensei Iida. Kunt u ons daarover wat meer vertellen?

We beginnen onze studies aan de universiteit meestal rond een jaar of 18 en we ronden die af rond ons 22ste.
Onze fysiek op het vlak van snelheid, reflexen en kracht zitten dan op een piek. Zoals je weet telt een karateteam 5 leden of kampers. Iida Sensei nodigde iedereen uit voor een jyu kumite van vijf minuten, de een na de andere, zodat we makkelijk aan 25 tot 30 minuten non-stop free sparring kwamen. Iida Sensei was zeer sterk, zowel fysiek als mentaal.
Zijn karate stond erom gekend steeds een zeer sterke ‘druk’ op zijn opponenten te leggen en
voor zijn defensieve vaardigheden. We waren jong en we hadden de juiste ingesteldheid, maar we konden hem niet aanvallen. Het was een indrukwekkend man. Voor hij met JKA karate begon, had hij aan Judo, Kobudo en “old style“ Jujitsu gedaan. Regelmatig vlogen we wel eens in het rond na een Tobu Nage om ergens tegen een muur te eindigen…waarna de ‘normale’ training gewoon doorging voor een uur of twee. Voor hem was dat maar de opwarming. Hij had toen ook de eerste Japan Karate All Style Championship gewonnen.
In die tijd konden we verschillende technieken leren en oefenen uit andere stijlen en federaties. Vandaag zijn er zoveel competities, maar uiteindelijk komt iedereen uit dezelfde stijl.

En hoe was het om onder zijn leiding te trainen?

Zoals ik al zei, had Iida Sensei voordien aan Judo and Kobudo gedaan en wist hij hoe te vechten en hoe zich te verdedigen. Wanneer we over karate spreken, denken we alleen maar aan aanvallen en niet zozeer aan verdedigingstechnieken. Hij leerde ons dat het verschil tussen de twee belangrijker was.

Hoe zou je sensei Iida’s trainingsaanpak beschrijven? Was er een zekere hardvochtigheid of ruwheid?
Wanneer je in die tijd lid was van een karateteam, waren de trainingen altijd ruw. Ik denk dat dit ook te maken heeft met bepaalde kenmerken van de Japanse cultuur. Onze universiteit vertegenwoordigen was enorm belangrijk voor ons. Het embleem van onze universiteit stond op onze kledij en daar waren we trots op. We probeerden allemaal te winnen en goede resultaten te behalen en de team spirit zat bijzonder goed. Iida Sensei was ook zo. We voelden allemaal hetzelfde. We moeste het opnemen tegen sterke teams.
Ik kende de Shotokan masters van Takushoku University, Tsuyama Sensei en Nakayama Sensei, natuurlijk, en zij hadden een paar uitstekende kampers uit onze leeftijdscategorie zoals Kawawada Sensei en Omura Sensei die we moesten proberen verslaan… en soms slaagden we daar ook in. Ik heb veel gevochten tegen Omura en Kawawada. Telkens wanneer Iida Sensei naar onze dojo kwam, schoot de adrenaline omhoog, want ze waren steeds zeer sterk en snel.

Heb je bijzondere herinneringen of verhalen uit je tijd aan de Taisho Universiteit?
Er was een leider in onze karateclub die ook leraar was aan de universiteit, Mr. Takayama.
Die zei ons steeds: “Ik wil dat jullie altijd maar 1 woord gebruiken “kampioenen” en geen 2 “tweede plaats”. Wanneer je naar huis kwam met een resultaat van twee woorden “tweede plaats” kregen we geen toestemming om het te vieren. We hadden geen toestemming gekregen om tweede te worden. Wanneer het toch gebeurde, moesten we ons haar heel kort laten, knippen. In die tijd dachten we dat studeren aan de universiteit meer vrijheid betekende. We moesten geen uniform dragen en we konden experimenteren met verschillende haarstijlen, maar dit gold niet voor de karateka. Iida Sensei was namelijk een “temple master” en dus had hij altijd kort haar, en wij dus ook…

Selection_025

Sensei Hayakawa gaf ook les op de universiteit, niet? Kan je ons wat meer over hem vertellen?
In die tijd had de karateclub van de Taisho Universiteit drie instructeurs: Iida Sensei, zijn
nummer twee Hasegawa Sensei, en Hayakawa Sensei als zijn nummer drie. We hadden een zeer goede structuur. Iida Sensei was als ons “vader”, zijn nummer twee (Hasegawa Sensei) vervulde de functie van de “moeder” en Hayakawa Sensei was ons “oudere broer“, maar hij was de gevaarlijkste (Hij was berucht om zijn vernietigende gyaku tsuki en had de spirit van een tijger). Hij liet zijn studenten oplijnen voor een groep van 10 tegenstanders en liet hen non-stop sparren waarbij ze om de 2 minuten van partner wisselden. De een na de andere en dat kon zo tot 20 minuten duren. Hij stond achter het “slachtoffer” gewapend met een Shinai (Japans zwaard) om de bewegingen en het gevecht te controleren. Wanneer de kamper voorwaards of zijwaards ging was er geen probleem. Ging hij naar achter… ik laat het over aan uw verbeelding. Maar hij was een fantastisch karateka en eigenlijk, dankzij zijn trainingen leerden we automatisch tai sabaki doen zonder erover te moeten nadenken, zonder ‘logisch denken’. Hij was een bijzonder man. Soms organiseerden we kleine feestjes en deed hij Charlie Chaplin na en maakte hij grapjes. We lagen vaak plat van het lachen.

Aan de universiteit werd u de kapitein van het team. Wie waren de andere leden?
Van 1971 tot 1974 was Tsuyama Sensei de assistent van Nakayama Sensei aan de Takushoku Universiteit. Hij zei dat ons team het moeilijkste was om te verslaan. Voor hem waren we het sterkste team. Hun team veranderde steeds en sommige jaren waren ze goed en andere jaren minder goed. Ons team bestond uit: Nakanishi, die een oog had voor winnende punten als we ze echt nodig hadden. Het was een lange kerel met lange armen en benen die goed was in zowel kata als kumite. Dan was er Nagano, die schitterende beentechnieken had en berucht was voor “kamikaze spirit“; Hiyoshi, een zeer technisch karateka; Asano ook iemand met uitstekende beentechnieken en die ook zowel in kata als kumite goed was en Sawada, die je ondertussen wel al kent… we vormden een zeer goed team.

Toen u kapitein van het team was, haalde je indrukwekkende resultaten. Welke was de
meest memorabele?

Ongetwijfeld de All-Style Japan University Championship, van 1973 in Osaka. We haalden de finale en stonden tegenover het team van Kyushu University. We wonnen een aantal kampen en we verloren er ook. De eindscore was gelijk, 2.2 vs 2.2, zodat we een kamper moesten kiezen om te kunnen winnen. We kozen voor Nakanishi. Hij slaagde erin een zeer goede kizami zuki uit te voeren. Twee hoekscheidsrechters gaven hem ippon, de twee andere waza-ari, wat betekende dat vier hoekscheidsrechters hem een voordeel gaven, maar de centrale scheidsrechter was het er niet mee eens omdat hij vond dat er een te zwaar contact was geweest. Met als resultaat hansoku make en de finale was verloren. We werden vicekampioen (tweede plaats?), zeer tot ongenoegen van onze clubleider. Geen feest nadien in Osaka. We kregen de opdracht onmiddellijk te vertrekken naar Tokyo. Geen feest, geen rust. We moesten nog dezelfde dag terug.
Na die wedstrijd zei de voorzitter van de Universities Federation dat de technieken ippon waard was geweest en dat was het begin van een discussie over het puntensysteem en de competitie in het algemeen; Want in die tijd hadden we nog steeds shobu ippon regel. En dus was de vraag, was het een ippon of niet?

En wie zou u omschrijven als uw belangrijkste opponent?
Zonder twijfel is dat Omura Sensei (JKA Thailand). We stonden verschillende keren tegenover elkaar in team kumite of in de individuele competitie. Ik herinner me één specifieke
competitie in de Kanto regio (regio van Groot-Tokyo). Het is een vrij grote regio en vandaag
kunnen daar makkelijk tot 400 deelnemers op afkomen. Om de finale te halen moest je snel 5 of 6 rondes ver geraken. En in de finale kwam ik uit tegen Omura Sensei. We scoorden elk punt na punt om te eindigen met hikiwake. Dat gebeurde verschillende keren na elkaar.
Ik weet niet meer hoeveel keer, maar uiteindelijk won ik. Omura Sensei was een zeer goed kamper.

Selection_026

Na uw studies werd u tot assistent van Sensei Miyazaki benoemd. Waarom werd u tot
zijn assistent gekozen?

In 1973, nam Miyazaki Sensei het Belgische team mee naar Japan om deel te nemen aan een Gasshuku training in Nagasaki. Hij vroeg Iida Sensei om hem een assistent ter beschikking te stellen, toen ook al met het oog op de toekomst. Het jaar nadien trok dhr. Devos, toenmalig voorzitter van JKA Belgium, naar Japan om contacten te leggen die moesten uitmonden in een contract. Iida Sensei vroeg Nakayama Sensei van JKA Headquarters om zijn formele goedkeuring om mij naar Europa te sturen.

Wanneer verliet u Japan precies voor België om er de assistent van Sensei Miyazaki te worden?
Op 21 maart 1975, reeds in het bezit van een diploma van de Taisho Universiteit, landde ik in Parijs en reisde ik door naar België. Mijn eerste contract liep twee jaar. Nakayama Sensei had ons intitieel toestemming gegeven voor twee jaar, maar vergeet niet dat het net dat jaar was waarin Bruce Lee naam aan het maken was. De populariteit van gevechtssporten en karate ging de hoogte in. Uiteindelijk bleef ik er tien jaar voor ik naar Japan terugkeerde.

Kunt u ons iets meer vertellen over Miyazaki Sensei, want ik heb begrepen dat het een opmerkelijk persoon was.
In de Japanse cultuur heerst nog een sterke orale traditie. Onze grootouders bijvoorbeeld vertelden ons steeds dat je financieel sterk moest staan, anders was je een nietsnut. Maar er is ook het idee dat je een soort bekendheid moet worden, anders besta je niet.
Geld versus zelfrealisatie dus. En dan heb je mensen die doen wat ze kunnen, lesgeven of alles doen wat er mogelijk is om anderen te helpen beter te worden als individu en als lid van de maatschappij. Miyazaki Sensei was zo iemand. He was een man van weinig woorden; het was een karaktertrek van hem. We moesten steeds bijzonder goed opletten en vooral op zijn houding om te weten wat er in hem omging. Communicatie verliep meer op het niveau van “oog tot oog”. Hij was niet het soort meester die om over het even wat zou praten. Verre van.

Heeft u herinneringen die u koestert of leuke momenten die u met ons wilt delen?
Nadat ik al een tijdje in België was moest ik training gaan geven in Aarlen. Miyazaki Sensei nam me mee naar het Centraal station van Brussel, toonde me hoe een treinticket aan te schaffen en deed me een boekje met de uurregeling kopen. Hij bestudeerde het met mij en droeg me op alle stopplaatsen tussen Brussel en Aarlen van buiten te leren zodat ik niet in Luxemburg zou stranden. Miyazaki Sensei was zo. Hij probeerde steeds de meest praktische en efficiënte manier te vinden om de zaken te realiseren. Hij gaf je de richting, hij besliste wat er nodig was en liet je dan je ding doen.

Wat was uw rol als zijn assistent precies? Hoe verliep de samenwerking?
In het begin dat ik België was, viel karate nog steeds onder de Judofederatie. Miyazaki Sensei vond dat karate en judo volledig gescheiden moesten worden. Daarom was het belangrijk te beslissen wat er moest gebeuren om compleet onafhankelijk te worden van Judo. Hij nam contact op met de Belgische overheid om een Karate Association op te richten. Dat was de voornaamste reden waarom hij iemand nodig had, iemand die hem bijstond in zijn taak om karate in België vorm te geven. In 1975 hadden we de UBK, maar zoals je weet zijn er verschillende taalgroepen en dus kregen we het UFK (voor de Franstaligen) en VKV (voor de Nederlandstaligen). We concentreerden ons op de nationale/federale activiteiten en werkten ook op provinciaal niveau. We organiseerden ieder jaar vier belangrijke nationale trainingen: Namen, Genk, Brussels en Knokke.

Wat zijn de belangrijkste zaken die u leerde uit uw ervaringen met Miyazaki Sensei?
Het belang van geduld. Wanneer geconfronteerd met tegenslag en moeilijkheden, was hij steeds zeer geduldig en probeerde steeds de beste manier te vinden om iets te doen. Ik denk dat er een opvallende gelijkenis is tussen België, met zijn politieke problemen en bepaalde karaktertrekken van Miyazaki Sensei. In elke situatie zijn er steeds twee mogelijkheden om iets te doen. Niets is makkelijk en alles is meestal zeer complex. Het vereist geduld en dat had de sensei in overvloed. Wanneer je niet onmiddellijk iets kan doen, moet je leren het juiste moment af te wachten en de beste mogelijkheid te kiezen om te slagen. Hij nam steeds een beslissing en handelde in de best mogelijke manier. In België was het soms moeilijk om neutraal te blijven, maar hij slaagde daar op een elegante manier in, door naar iedereen te luisteren, met iedereen samen te werken en nooit te vergeten dat het zijn opdracht was bij te dragen tot de ontwikkeling en groei van karate in België. Miyazaki Sensei werd aanvaard, ondermeer doordat hij zo’n geduldig man was. Kase Sensei zelf kwam zes maanden in België wonen en vond het leven er extreem moeilijk.

Ik heb een verhaal gehoord over Sensei Kase die uw arm brak.
Zoals ik al eerder vertelde kwam ik aan in Europa op 21 maart 1975. Ik landde in Orly Airport en Miyazaki Sensei was er om me af te halen. We legden een formeel bezoek af bij Kase Sensei en nuttigden een kleine maaltijd, bereid door zijn vrouw. Dat was de eerste keer dat ik hem ontmoette. Van dan af hielp ik hem wanneer hij een assistent nodig had.
Kase Sensei was klein, maar had enorm sterke armen en benen. Hij was de enige man die ik kende die een steen of baksteen kon breken terwijl hij neer lag. Hij was ontzettend snel en bijzonder krachtig. Hij had enorm veel kracht in zijn handen. Op een dag assisteerde ik hem terwijl hij de eerste bewegingen van de kata Chinte demonstreerde en daar gebeurde het.

Hoe waren uw contacten met Sensei Kase en hoe werd uw karate erdoor beïnvloed?
Kase Sensei was een pionier. Hij ging overal naartoe: Europa, Zuid-Afrika, ook sommige Arabische landen…
Ik verbleef gedurende drie maanden in het JKA Hoofdkwartier in Tokyo en ik trainde
kata met veel instructeurs van hoog niveau zoals Osaka Sensei, Kasuya Sensei en Yahara Sensei. We werkten steeds rond verschillende katatoepassingen. Later realiseerde ik me dat de toepassingen van Kase Sensei de meest effectieve waren. Hij had samen met Yoshitaka Funakoshi Sensei getraind en voor hem stond doeltreffendheid boven alles. Hij probeerde ook steeds een echt gevecht na te streven. Alle Senseis die les gaven op het hoofdkwartier waren uitzonderlijk, maar de aanpak van Kase Sensei was duidelijk geïnspireerd door “old-style real life karate”.

In 1984, keerde u terug naar Japan? Waarom?
In december 1984 besloot ik terug te keren naar Japan. Ik had er tien jaar opzitten als assistent van Miyazaki Sensei. Tijdens die tien jaar was het Belgische karate enorm gegroeid en had het een bijzonder hoog niveau bereikt met ook uitstekende internationale resultaten. Ik had het gevoel dat mijn job als assistent van de Sensei afgelopen was en ik moest ook aan de toekomst van mijn kinderen denken. In het buitenland blijven zou het hen moeilijker maken om het Japanse kanji correct te lezen en te schrijven, gezien ze moeilijk zijn en best op jonge leeftijd aangeleerd worden. Mijn vrouw en ik vonden dat alledaagse dingen zoals een Japanse krant lezen belangrijk waren, en iedereen weet dat Japans niet de makkelijkste taal is. Daarom besloten we terug te keren naar Japan.

U keerde terug naar België na de dood van Miyazaki. Wat deed u ondertussen in Japan?
Gaf u er les?

Na onze terugkeer naar Japan woonden we gedurende zes jaar in Yamanashi Prefecture.
Vandaar konden we de beroemde Mount Fuji zien. Tijdens die periode kon ik op de administratie van het stadhuis Tsuru aan de slag. Ik bleef karateles geven aan kinderen, ook aan mijn zoon en dochter. Ik bleef les geven aan kinderen uit het secundair en ik werd ook regelmatig gevraagd als scheidsrechter tijdens universitaire competities en om te werken met studentenfederaties. Ik verliet het stadhuis voor een job bij een privébedrijf. Het waren financieel goede tijden en ik had het idee om Europese auto’s te importeren. Veel mensen wilden met een Jaguar of Mercedes rijden… maar dan kwam de economische crash. Ik verkocht toen een paar dure auto’s, dankzij al het geld dat toen circuleerde, maar soms moest je wel voorzichtig zijn.

Wanneer keerde u terug naar België?
Op 25 augustus 1993 was ik terug in België. Vergeet niet dat Miyazaki Sensei overleden was op 31 mei en dat ik de begrafenis bijwoonde. Dat was heel moeilijk voor mij.

Waarom keerde u terug?
Na het overlijden van Miyazaki Sensei, vroegen de Belgische leiding en Iida Sensei me of ik naar Europa wou terugkomen. Het was geen makkelijke beslissing, want mijn familie en ik waren toen goed ingeburgerd in Japan. Onder de leiding van Miyazaki Sensei’s waren we erin geslaagd een structuur voor het Belgisch Karate op te zetten, en dit ondanks de grote rivaliteit en onder sterke politieke druk. We waren erin geslaagd België onze JKA op te dringen. En de overeenkomst die ik sloot met de Belgen hield in dat ik zou proberen het werk van de Sensei verder te zetten. Er waren meningsverschillen, om verschillende redenen, en sommigen verlieten de organisatie. We stonden voor de keuze: samenwerken of splitsen. Na het overlijden van de Sensei bleef ik op een bepaalde manier met hem ‘praten’. Ik probeerde te weten te komen wat zijn opinie over een bepaalde zaak zou zijn geweest. Uiteindelijk besliste ik de functie van ‘hoofd’ van JKA België te aanvaarden. Maar ik moest dit nog onderhandelen met mijn vrouw die met de kinderen in Japan was gebleven. Uiteindelijk beslisten we dat de familie mee zou komen naar België. Maar tot augustus 1994 was ik er alleen en dat was financieel geen makkelijke situatie.

Wat was de voornaamste impact van de dood van de sensei? Hoe voelde u zich?
Uit hetgeen ik je verteld hebt, heb je al begrepen dat Miyazaki Sensei een rolmodel voor me was en dat niet alleen wat karate betreft. Dat is waarom ik vandaag kan aanvaarden dat er verschillende standpunten bestaan. Ik zie echte waarde in de samenwerking, en terzelfdertijd toestaan dat iedereen zijn mening mag uiten. Zijn “aanwezigheid” is nog steeds voelbaar en ik probeer ook nog steeds te denken wat de sensei zou gedaan hebben. Zoals ik al zie was de Sensei een man van weinig woorden en soms kan dit zeer nuttig zijn. Het is alsof ik hem hoor spreken ‘in mijn hoofd’.

Momenteel bent u Chief Instructor van de Sawada Academy. Wat zijn uw doelstellingen voor de JKA in België?
Mijn gevoel zegt me dat er een cirkel is, een rotatie. Kan je het zien? Het begon bij Ibata Sensei, dan Nakayama Sensei, dan Iida Sensei, dan Miyazaki Sensei en dan Sawada. Ik kan de cirkel niet afbreken. Het heeft niet alleen te maken met karate of JKA Shotokan Karate. Het heeft ook met het leven zelf te maken, het is een pad en ik ben zeer fier daarvan deel te mogen uitmaken. Natuurlijk neem ik de beslissingen, maar op een of andere manier, toen ik startte bij Ibata Sensei, was de beslissing om zijn leven te leiden al genomen. Je hebt het ‘nu’ en je hebt het ‘toen’ en alles is verbonden en dat heeft alles te maken met wat ik voel wat mijn plicht is hier in België. De verschillende delen van mijn leven zijn sterk met elkaar verbonden en ik heb het gevoel een speciale band met dit land te hebben. Mijn doelstellingen hebben natuurlijk betrekking op de Sawada Academy, maar ze gaan verder en zijn groter omdat ik het gevoel heb dat ik iets moet teruggeven aan het Belgische volk. Japanners en Belgen zijn verschillend en mijn opdracht is ook te werken aan een nog betere samenwerking en niet alleen wat karate betreft. Sommige scholen hebben nu ook karate in hun lessenpakket en dit is altijd al een van de mijn projecten geweest. Ik ben dus gelukkig. Ik hou ervan te werken met Belgen. Karate heeft in dit land een zeer hoog niveau bereikt en ik wil helpen om het naar een nog hoger niveau te tillen. Ik denk dat ik weet wat er moet gebeuren om daar te geraken en het gaat niet alleen om de technische kant van het verhaal. Met kinderen werken is zeer belangrijk. Onderwijs speelt een cruciale rol en om te doen wat ik voor ogen heb, heb ik de hulp van anderen nodig. Ik kan dat niet alleen.

Wat is uw favoriete kata and waarom?
Als jonge kamper hield ik enorm van Kanku sho, zowel individueel als in ploegkata, om de snelheid, maar nu ik die snelheid niet meer heb (lacht), de leeftijd he, doe ik Nijushiho voor examens. Het is een kortere kata met veel contrasten die ik met veel plezier uitdiep.

Bedankt voor uw tijd en bereidwilligheid om uw ervaringen met ons te delen. We wensen u het allerbeste voor de toekomst.
Graag gedaan en ook voor u.